Als je op reis bent in een voor jou exotisch land, krijg je zoveel indrukken dat je ze moet sorteren om grip op ze te krijgen. Bij het landschap gaat dat nog het eenvoudigst. We zagen palmen, allerlei soorten fruitbomen (mango, papaya, dragonfruit), rijstvelden, vulkanen, vulkaanmeren, stranden. Het is vooral moeilijk om door de beelden die je al in je hoofd hebt heen te kijken. Mannen en vrouwen die met hun blote voeten in de blubber van de sawa’s nieuwe stekjes planten heb ik vaker gezien: op andere reizen, maar ook op NOVIB-kalenders, in tempo doeloe films, in boeken, op tv. Al sinds ik Multatuli las, lopen Saïdja en Adinda achter hun buffel aan door de terrasvormige rijstvelden (en is er een ‘chief’ of regent die hen uitbuit). 
In eerste instantie zoeken je ogen het herkenbare, het cliché. Pas als je hoofd tevreden vaststelt dat de wereld niet veel anders is dan je had gedacht, dringen zich nieuwe beelden op. De scooters die over de smalle dijkjes van de sawa’s rijden en de stilte openrijten, de oude vrouw met blote borsten die haren heeft die zo intens grijs zijn dat ze verzilverd lijken, het gestage ritme waarin mannen en vrouwen als wajangpoppen langs de horizon bewegen terwijl de vulkaan achter hen langzaam oplost in nevelen. 
En dan is er nog alles wat ik niet zie: dat wat het landschap verborgen wil houden. Vogels die verstopt zitten in het gebladerte, een aap die je begluurt vanuit een boom, een slang die wegschiet in het struikgewas. Er moet iets zijn dat dit door mensen gemaakte landschap voor mij bijeenhoudt. Zijn het de wandelaars door de sawa’s die de beelden aaneenrijgen en de velden en bergen met elkaar verbinden?

Soms voel ik me een reiziger, meestal een toerist. Als we in een kampong op Lombok komen en de man die een bamboehut aan het bouwen is, houdt zijn arm naast die van mij om te kunnen zien hoe wit ik ben, dan ben ik een reiziger. Maar als ik in mijn hotel kom, en de eigenaar wijst me op de oordoppen die op het nachtkastje liggen, omdat veel westerlingen knettergek worden van de luide gebedsoproepen van de muezzins, ben ik een toerist. In de ogen van de mensen hier ben ik dat eigenlijk altijd. Wit, groot, camera, rare taal. Ik neem naar dit land evenveel vreemdheid mee als ik hier zelf ontmoet.