schrijver en dichter

Auteur: henrysepers.nl (Pagina 9 van 24)

Van Exmouth naar Carnarvon

dsc_1532

 

Zo leeg kan het dus zijn. We rijden de bijna vierhonderd kilometer van Exmouth naar Carnarvon, en weten ons omringd door een ruimte die God tijdens de schepping vergeten is in te richten. Dit is het begin van de wereld. Of het einde. Alles is gebeurd. Niets is begonnen.

Wat is dit landschap hard voor zichzelf. Nergens reikt de begroeiing tot ooghoogte. De aarde is gebarsten, gigantische termietenheuvels parodiëren de steden met al hun verkeer en gewriemel van mensen, zoutvlaktes laten geen planten toe en zien eruit als grote kunstwerken in aardekleuren. Ik vind het prachtig. Dit is een vorm van niets dat me opwindt. Zo wil ik wel oplossen in het bestaan. Misschien kan ik me uiteindelijk neervlijen op deze rode aarde en een bizar stuk rots worden.

Maar eerst stoppen we nog bij waar het allemaal is begonnen. In een extra zoute uitloper van de Indische oceaan liggen stromatolieten. Uit deze gestolde oersoep is ooit het leven ontstaan. Cyanobacteriën vormden organische gesteenten en produceerden miljarden jaren geleden de zuurstof die het leven in onze atmosfeer mogelijk maakte. Begin en einde zijn elkaar zeer nabij.

Mensen zijn hier niet veel. Om het uur passeert ons een tegenligger en de enige bebouwing onderweg bestaat uit twee roadhouses die eruit zien als grensposten van het hiernamaals. Je kunt er een kop koffie krijgen en een vliegennetje kopen. Want vliegen zijn hier in overvloed. Ze nestelen zich in je ooghoeken, kruipen in je neus en oren, organiseren massademonstraties op je rug.

Zo’n wegrestaurant doet denken aan het café in De trein der traagheid van Johan Daisne, de uitbaatster hangt over de grens van het bestaan als een fokkenmaat over de rand van een zeilboot. Ze moet het evenwicht bewaren, maar weet best dat één windvlaag genoeg is om haar tot verliezer te maken. Toch duikt ze plichtsgetrouw vanachter de toonbank op zodra je het pand betreedt en de vliegen van je afslaat.

‘Het is warm vandaag,’ zegt de dikke vrouw met het grove gezicht, en je knikt. Het is hier altijd warm en het zal hier warm blijven. De hitte is er om je denken te verlammen, hoe kun je dit landschap anders aanvaarden? De koffie die de waardin schenkt, brengt nauwelijks troost. Je weet dat je verder moet reizen door steeds hetzelfde decor. Je hebt geen idee waar dit zal eindigen.

In Carnarvon. Ja in Carnarvon. Maar de stad is nog ver en in de stad zal alles gesloten blijken. De cafés, de restaurants, de bioscopen. Misschien dat in Perth het leven weer begint, maar Perth ligt nog achthonderd kilometer verder en onderweg passeer je tientallen doodgereden kangoeroes.

Harry

In de eerste weken van de reis wist ik nog wel raad met de dood. Ik zag lijkverbrandingen langs de Ganges en merkte dat het fysieke verdwijnen van een mens me niet bang maakte, maar rust gaf. Het was het statische en passieve van de dood dat me dicht bracht bij aanvaarding. Dit kon niet erg zijn omdat het zo absoluut was en de uitvoering zo overtuigend.

Maar nu is Harry dood. Hij was mijn vriend. Ik kende hem al sinds mijn zeventiende. Hij had kanker en Parkinson. Toen hij stierf, was het nacht waar ik was. Ik sliep in het paradijs. Palawan is een van de mooiste plekken van de Filipijnen. Ik kwam hem daar niet tegen. Zijn hemel ligt vast ergens anders.

Een paar uur voor zijn dood heb ik hem toegesproken. Zelf sprak hij nauwelijks meer. Mijn stem had haast, want ik was bijna te laat geweest. Gelukkig was er internet. In een geluidsopname van een paar megabytes vatte ik onze vriendschap samen. Harry was intelligent. Geïnteresseerd. Hij nam nooit zomaar iets van me aan, sprak me graag tegen, liet me nadenken over wat voor mij voor de hand lag. Nu kon ik van alles beweren, zonder dat hij me op de bekende manier vragend kon aankijken. Daarom koos ik mijn woorden zorgvuldig. Ik zal hem missen. De dood is een gemene spelbreker, en de rust die hij biedt, is er niet voor de levenden.

Ik zie mijn vriend nog lopen, hoor zijn stem, filmbeeldje voor filmbeeldje trekken al zijn gezichtsuitdrukkingen langs. Het is de resonantie van zijn bestaan die klinkt in mijn hoofd. Ik was er niet toen hij stierf. Ik was er virtueel. Ik weet niet of dat genoeg is.

Ook op zijn begrafenis heb ik gesproken. Zelf zat ik in het vliegtuig van Puerta Princesa naar Manila. Zijn vrouw schreef me dat de mensen het mooi vonden wat ik zei. Maar ik weet het niet. Ik sprak in het luchtledige. Al maakt het misschien niet uit. In die kerk in Bloemendaal was hij ook niet. Misschien was hij wel met mij in het luchtledige.

Ik weet niet zeker of het goed is om hierover op deze plek te schrijven. Te persoonlijk. Maar wat zijn de verhalen over de natuur, vreemde volkeren en bloemkooloren waard als ik verzwijg wat mij de afgelopen weken vooral bezighield?

Op 18 januari ging Harry dood. Op 24 januari werd hij begraven. Gelukkig kan ik soms zijn stem nog horen. Nu zegt hij tegen me: ‘Je gaat toch geen literatuur van me maken, hè Sepers?’

Natuurschoon

dsc_1563

 

Soms heb ik mijn twijfels over de goede smaak van Moeder Natuur. Vooral de onderwaterwereld is nogal kitscherig ingericht. Koralen in de meest onwaarschijnlijke kleuren, rare vissen uit Disneyfilms, bling bling van parels en zeesterren. Maar ook aan land gaat het soms mis. Een paar palmen, oké. Maar een heel eiland vol. En dan ook nog hagelwitte stranden. Bezaaid met zonnende meisjeslijven. Tussen de kokosnoten. Terwijl gebruinde autochtone jongens razendsnel een boom inklimmen…

Het zal duidelijk zijn. Ik heb moeite met de tropen. Veel te barok. Er zit geen structuur in al dat groen. De natuur heeft last van horror vacui. Als je op een kano een rivier afzakt, zit er al in de derde boom een slang, zwemt er na driehonderd meter de eerste krokodil en is het aantal apen dat langs de takken slingert niet te tellen. En dan heb ik het nog niet over padden in hippe kleuren, vogels met een uitdossing uit de feestwinkel en inboorlingen in lendendoekjes. Ik heb het allemaal gezien, het was prachtig, maar het raakte me niet diep.

Sinds een week ben ik in West-Australië. Perth mag dan de hippe variant zijn van Almere, de natuur hier imponeert. Zoutmeren, woestijn, eindeloze vlaktes met louter weerbarstige begroeiing, de eeuwige ademhaling van de Indische oceaan. Dit is natuur die niet wil behagen. Zij is niet koket en nuffig, maar stoer en eigenzinnig. In de negentiende eeuw werd vaak geschreven over het Sublieme. Het is het gevoel van nietigheid dat je ervaart als je bij voorbeeld in je eentje midden in de woestijn staat. Je weet: ik beteken niets voor dit landschap. Het zal me vernietigen zonder het zelfs maar te merken. Maar tegelijkertijd, en dat hoort ook bij het Sublieme, ben ik het die dit allemaal kan waarnemen. Het landschap strekt zich uit in mijn hoofd. Zonder mij bestaat het niet.

Het tropisch landschap is een boek waarin alles wordt uitgelegd. De woestijn laat ruimte aan de verbeelding.

Volksaard

Je moet altijd uitkijken met het doen van uitspraken over een volk, in dit geval dat van de Filipijnen. Je slaat al gauw aan het generaliseren en zeker als je ergens nog maar een paar weken bent, loop je de kans de plank behoorlijk mis te slaan. Toch kan ik het niet laten een paar observaties te noteren over de mensen onder wie ik mij nu bevind.

Ik begin met iets fysieks. De Filipino’s zijn klein. In Nederland ben ik bepaald geen reus, hier wel. In het busje waarin we gisteren werden vervoerd stond dat er op de achterbank maximaal drie vreemdelingen mochten plaatsnemen of vier Filipino’s. Dit vanwege de ‘verschillen in lichaamsbouw’. Door die tengerheid is het moeilijk om hier leeftijden te schatten. Een vrouw van dertig kan er in mijn ongeoefende ogen uitzien als een meisje van dertien. Daarbij komt dat men pas heel laat grijs wordt, zodat ik met mijn kleurloze haar voor het bejaardentarief een museum in mag.

En dan de volksaard. Uitspraken daarover zijn helemaal dubieus. Maar toch. De Filipino’s zijn vriendelijk. Nou wordt dat van zo ongeveer elk volk gezegd, maar bij hen zit het wel erg diep in het DNA. Ze glimlachen veel en groeten ons voortdurend (‘goodmorning mam, sir’), met het gevolg dat we een Maximaknikje hebben ingestudeerd om die golf van voorkomendheid het hoofd te kunnen bieden. In restaurants is het personeel trouwens zo talrijk, dat je het gevoel hebt een erewacht te moeten inspecteren voordat je aan tafel kunt.

Soms leidt de overdreven dienstverlening ook tot trieste taferelen. In een van onze hotels was de bar de hele dag open, zonder dat er, behalve aanmaaklimonade, ook maar iets verkrijgbaar was. Het meisje achter de toog had als enige taak de schaarse klant mee te delen dat ze hem, ‘sorry sir, sorry mam’, niet aan een biertje of glas wijn kon helpen.

Ja, het serviceniveau ligt hoog. Zelfs een plastic zakje met alleen je trui erin word je bij aankomst uit handen genomen. De speciaal daarvoor aangestelde bediende draagt het graag op een dienblad naar je kamer. En als de ober een kopje koffie serveert, vraagt hij of je er suiker in wilt, om na een bevestigend antwoord je bakje troost gracieus voor je  te zoeten en om te roeren.

Toch wantrouwt men ons vreemdelingen wel een beetje. In veel hotels laten ze je een ‘deposit’ betalen voor het geval je een laken, schemerlamp, closetrolhouder of handdoek steelt. Als er in je kamer bij het uitchecken iets ontbreekt, krijg je een boete, de prijslijst word je al bij binnenkomst gepresenteerd. Gasten zijn natuurlijk ook rare wezens, en je kunt bepaald gedrag maar beter direct de kop in drukken. Zo zag ik bij de ingang van een ontbijtzaal deze tekst hangen: ‘Wilt u hier s.v.p niet in nachthemd of ondergoed verschijnen.’

Een eigenschap van de Filipino is ook, dat hij je niet graag tegenspreekt. Als je bij voorbeeld vraagt of het echt nodig is zo vroeg naar het vliegveld te vertrekken (vaak worden we er vier uur van tevoren gedropt) is het antwoord nooit ja of nee, maar: ‘Oh, dus u wilt liever een uur later vertrekken.’ Men is doodsbang je de waarheid te zeggen, zelfs als die niet verder reikt dan de onvoorspelbaarheid van het verkeer. Informatieve gesprekken verlopen hierdoor nogal stroperig.

Tenslotte dit: als ongemanierde Hollander ervaar ik de vriendelijkheid, bescheidenheid en voorkomendheid van de Filipino’s als een verademing. Wel vraag ik me af hoe dit uiterst beschaafde volk een president kan kiezen die grossiert in botte uitspraken.

Bloemkooloor

Ze zitten op de stoelen voor ons in het vliegtuig van Hong Kong naar Manilla: twee Westerse mannen van een zekere leeftijd. Dikke buik, speknek, Hawaïshirt, halflange broek van slap textiel en met een loshangend kruis waarin de edele delen vrijelijk kunnen wapperen. Ze reizen zichtbaar alleen en hebben van die verfrommelde oortjes. De goorwitte kleur en de opmerkelijke vorm van de organen doen me denken aan bloemkoolroosjes.

Later blijken er veel exemplaren van de soort in de Filipijnen rond te lopen. Niet allemaal met bloemkooloren, maar als ze die niet hebben, groeit er wel een flinke bos haar uit hun neus of vervoeren ze etensresten op hun onderlip. In ieder geval lijkt het tv-programma ‘The Undateables’ zijn hele kandidatenbestand over de Filipijnen te hebben uitgestort. Wie op de Europese of Amerikaanse huwelijksmarkt geen kans maakt, kan nog altijd zo’n volgzaam Filipijns vrouwtje scoren.

In de restaurants van de grotere hotels bezetten de gemengde paartjes drie van de tien tafels. Langs de stranden zie je de bloemkooloren met hun tengere veroveringen flaneren, cocktails drinken en liefkozen. Als ze hun veel te jonge vriendin kussen, is het of een Duitse herder zijn natte tong langs een kleuterwang haalt.

Eén exemplaar hebben we persoonlijk gesproken. We zaten ergens te eten, toen hij ons aansprak. Hij kwam uit Noorwegen, maar dat was een waardeloos land. Je moest veel te veel belasting betalen. En met de gezondheidszorg ging het ook de verkeerde kant op. Nee, dan de Filipijnen. Het was net het Wilde Westen. Je kon er heerlijk pionieren en de vrouwen waren tenminste niet van die bitches die het allemaal beter weten. Hij woonde er nu zes maanden en was dolgelukkig.

Overigens mag ik niet te hard oordelen. Het zal me niets verbazen als de meeste van deze boze blanke mannen op Wilders, Trump of Marine Le Pen stemmen. Uit krantencommentaren heb ik opgemaakt dat wij van de elite wat meer begrip moeten hebben voor de slachtoffers van EU en handelsverdragen. Hoewel? Profiteren niet juist deze heren  van de vermarkting van de liefde en dus van die vermaledijde globalisering?

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2025 Henry Sepers

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑

error: Content is protected !!