Vrijdag 10 maart. Het hooggerechtshof zal vandaag beslissen over het lot van de Zuid-Koreaanse president Park. Wordt ze afgezet of niet? Iedereen in Seoul heeft het erover. Gisteren gaf zelfs de kassière van het museum dat we wilden bezoeken haar mening over de kwestie. Ze was voor de president, omdat die opkwam voor de rechten van vrouwen. ‘Ik wil nu met een vlag lopen,’ zei ze, terwijl ze ons de toegangsbiljetten overhandigde. ‘Ik kan niet wachten.’
Mevrouw Park is een tragische figuur. Haar vader was een dictator, die het land met harde hand bestuurde. Hij werd uiteindelijk neergestoken door zijn eigen lijfwacht. Bij een eerdere moordaanslag kwam haar moeder om het leven. Zelf kwam ze onder invloed van Choi Soon Sil, een soort Greet Hoffmans. Choi kreeg invloed aan het hof van de president door haar vader, een sekteleider die beweerde via sjamanistische séances contact te kunnen maken met de dode moeder van Park.
Vandaag worden er veel demonstraties verwacht, van zowel voor- als tegenstanders van de president. Wij willen daar niet in terecht komen en besluiten onze dag door te brengen ver weg van de actualiteit, in de luwte van de geschiedenis. We zijn van plan om naar het Changdeokgung-paleis van de Joseonkoningen te gaan, een dynastie die Korea meer dan zevenhonderd jaar regeerde. Maar het is lang geleden en niemand maakt zich meer druk over deze ongetwijfeld tirannieke heersers.
We zijn echter pas een dag in Seoel, en kennen de plattegrond nog niet goed. We denken net buiten het centrum terecht te komen als we het metrostation verlaten, maar raken in een grote mensenmassa verzeild en stuiten op een cordon ME’ers gewapend met schilden en stokken. (Later lezen we, dat een uur later op deze plek een demonstrant is doodgebloed.). Haastig maken we rechtsomkeert, duiken de ondergrondse weer in en zoeken een andere uitgang. We lopen door verlaten straten die met politiebussen hermetisch afgesloten zijn van de avenues waarop het allemaal gebeurt. We horen geschreeuw, een soort marsmuziek, strijdgezang.
Na een half uur weten we toch onze bestemming te bereiken. Er staan prachtige pagodes en paleizen in een park dat alleen maar harmonie uitstraalt. Het is of we door Japanse pentekeningen wandelen. De eerste bloesem breekt door. Er zijn heel weinig bezoekers, want de hoofdroute naar deze lusthof is door de politie afgesneden. Wel zwerven er een tiental jonge vrouwen tussen de gebouwen door, gekleed in de prachtige zijden jurken uit de Joseontijd. Je kunt de gewaden elders in de stad voor een dag huren. Met hun mobiele telefoons maken de meisjes ontelbare selfies, betoverd door hun eigen schoonheid, tegen het verstilde decor van het verleden.
Ik ben verrukt omdat ik me in het Korea van honderden jaren geleden waan. Maar de nog kale bomen van het park kunnen de geluiden van de straat niet wegfilteren. De rauwe kreten van het oproer verscheuren de stilte van vroeger. Van een gids horen we dat Park Geun-Hyi is afgezet en onmiddellijk het presidentiële paleis moet verlaten. De gids bekent dat ze daar blij om is.