schrijver en dichter

Categorie: Columns (Pagina 4 van 5)

Aangestuurd

Heeft de mens een vrije wil? Op de drie dagen in de week die ik als leraar op een middelbare school werk, is daar bij mij in ieder geval geen sprake van. Ik word van alle kanten aangestuurd. Dat is maar goed ook, want van nature ben ik een ongeleid projectiel. Coaches, onderwijsontwikkelaars, decanen en zorgcoördinatoren houden mij op koers.
Als zo iemand in de gangen van de school vlak achter mij loopt, wringt er al gauw iets tussen mijn schouderbladen. Daar rust dan de warme hand van de leidinggevende. Hij of zij zit duidelijk te frummelen aan mijn sturingsmechanisme. Spieren die optimistisch een draai naar rechts hebben ingezet, bevriezen even, om vervolgens in een meer gewenste richting te bewegen. Ik dreigde in mijn eigenwijsheid even buiten de kaders te vallen.
Waar komt dit loodsengilde vandaan? In onze school bevindt zich op de begane grond een groot navigatiecentrum, dat geleid wordt door een conrector die zich laat voeden door overzichtelijke dunne boekjes en pedagogische adviesbureaus. Zij heeft een feilloos gevoel voor wat er leeft in de samenleving en in de pedagogische adviesbureaus. Op de koop toe is zij spiritueel. Leergebieden, competentiegericht onderwijs, smart formuleren, portfolio’s: zodra iets in de mode komt, is zij er als de kippen bij.
Dat is fijn, want ik zou geen boot willen missen.
Om er voor te zorgen dat al het moois dat zij bedenkt ook bij het stuurloze voetvolk terecht komt, heeft zij adjudanten aangesteld: genoemde coaches, zorgcoördinatoren, leerlingbegeleiders etc. Deze tasjesdragers zijn tevens de frontsoldaten van de conrector en haar teamleiders. Als er iets fout gaat, kan er altijd zo’n boodschapper geofferd worden, en blijft het hogere echelon buiten schot.
Ik ben er dankbaar voor dat ik op zo’n dynamische school mag werken. De boven ons gestelden zetten de onderwijskundige koers uit, en wie een kritische vraag stelt, wordt bij een kop koffie aangesproken op zijn gedrag. Moedig vind ik dat van mijn superieuren: want je moet het maar durven, iemand aanspreken op zijn gedrag.
We mogen het grote doel nooit uit het oog verliezen. Het gaat tenslotte om de toekomst van onze kinderen en die van de pedagogische adviesbureaus. Als ik wilde plannen heb, is er altijd een warme hand die ervoor zorgt dat ik niet gierend uit de bocht vlieg. De enorme denkkracht van de conrector en de tomeloze inzet van haar adjudanten scheppen een prettig werkklimaat, waarin ik als docent kan bloeien, zonder dat ik me zorgen hoef te maken over zaken waar ik toch niks van snap.

Hofje van Eden

Wij wonen in een witte enclave middenin Amsterdam. Ons houten nieuwbouwhuis ligt samen met twaalf andere woningen aan een verkeersvrij hofje vlakbij de Amstel. Bij mooi weer gaan wij, net als veel buren, na het werk op een bankje voor het huis zitten en drinken een glas wijn. De hofjeskinderen rijden langs op fietsjes, of tekenen met stoepkrijt grote draken op straat. Het leven speelt zich bij ons af zoals God en zijn stedenbouwkundigen het hebben bedoeld. We zijn allemaal hoog opgeleid, hebben goede banen, en de gevaren komen uit sprookjes.
Natuurlijk lopen er wel eens vreemden op het hofje. Visite. De postbode. Buurtregisseur Desirée, die de hoeken en gaten van ons paradijs afspeurt naar onheil. Een allochtone mevrouw die in één van de huizen komt schoonmaken. Maar zij verstoren het evenwicht niet, zij bevestigen het juist.
De laatste maand zijn er echter tekenen van onrust. In een pad achter de huizen is een menselijke drol gevonden. Een buurvrouw heeft nog overwogen het hoopje op de foto te zetten als bewijs voor de aanwezigheid van onguur volk. Op een ochtend werd ik wakker en rook onmiskenbaar een hasjlucht: beneden op ons bankje zat iemand een joint te roken. En onder het toegangspoortje naar het hofje wordt wild geplast.
Laatst zaten wij weer met z’n allen voor onze huizen. De zon scheen, het was prachtig voorjaarsweer. De kinderen speelden en voerden op overzichtelijke wijze oorlog. Onder het poortje stonden vier pubers, zo te zien van Marokkaanse of Turkse komaf. Twee jongens. Twee meisjes met hoofddoekjes. We hielden ons hart vast. Hangjeugd! En ze bleven niet onder het poortje staan, ze rukten langzaam op naar het pleintje.
We deden net of we niks zagen. We zijn beschaafd en tolerant. Wij dronken van onze wijn, aten een olijfje, besmeerden een stukje stokbrood met pesto. De vreemde jongens en meisjes bezetten een deel van het pleintje. Uit een mobiele telefoon klonk onmiskenbaar Arabische muziek. We converseerden met elkaar met schuine ogen. De jongeren praatten opgewonden.
Toen gingen twee van hen om de hoek staan. Ik kon ze nog net zien. Ze zoenden. De jongen streelde het hoofddoekje van het meisje. De achterblijvers keken verveeld om zich heen. Soms riepen ze naar de twee. Even later wisselden de paartjes van plaats.
‘Ze zijn hier, omdat niemand van ons ze zal verklikken,’ zei een buurvrouw. ‘In de Transvaalbuurt is dit streng verboden. Wij laten ze met rust.’
We knikten. Namen nog een slok wijn in ons hofje van Eden.

Als een spin in het web

Schrijvers zijn conservatief. Vooral als ze de veertig gepasseerd zijn. Wat knorrigheid betreft zijn het net oude ooms. De onverlaat die de kroontjespen uitvond (je hoeft nu nooit meer een gans kaal te plukken!), werd uitgemaakt voor cultuurbarbaar. De ballpoint: leuk voor het plebs en het journaille, maar de echte dichter wil zijn pen horen krassen. Als een kraai gaat de schrijver te keer tegen het ochtendgloren.
De schrijfmachines kwamen. Nu waren het vulpen-adepten die vol verachting toezagen hoe talentloze collega’s het gedachtetransport overlieten aan kleine hamertjes. Er was geen fysiek contact meer met het papier! Zonder vloeiende beweging geen vloeiende gedachten! In het tijdperk van de pc zijn er auteurs die op hun beurt zweren bij de typemachine. Hermans verzamelde ze. Siebelink bleef zijn manuscripten uittikken op een oude rammelkast: digitaliseren deden ze maar op de uitgeverij. Mulisch ging pas tijdens het schrijven van De ontdekking van de hemel (een heel dik boek dat tegelijkertijd in het Duits vertaald moest worden!) overstag.
Als je in een verzonnen wereld leeft, dient de werkelijkheid zich even koest te houden. Niets mag veranderen. Het object van bezinning moet stil blijven zitten. Als het model voor de schilder.
En dan is er de melancholie. Zonder weemoed geen literatuur. Niets blijft, alles is zo voorbij. We zijn een kruimel op de rok van het universum. Rituelen moeten de angst voor het onbekende bezweren. De volgende metamorfose is alweer onderweg. Daarom drentelen we door ons huis, zweren bij een bepaald soort inkt, kunnen pas schrijven als we eerst langs de kade hebben gewandeld om onze hoed af te nemen voor steeds dezelfde passant. De man met de hamer na wie nooit meer iets verandert.
Schrijvers zijn conservatief. En tegelijkertijd weten ze dat hun strijd zinloos is. Gefascineerd kijken ze toe hoe werelden komen en gaan, en genieten van hun korte momenten van verzet daartegen. Ik heb nu een website en een weblog. Nog even en ik ben helemaal bij. Maar ik zal altijd achteraan de optocht blijven lopen. Om op te rapen wat de tijd aan kostbaars liet liggen.

Ik hou van haastige wonderen

Ik hou van haastige wonderen. Mijn moeder van sneeuw en mijn vader van steenkoolgruis verwaaiden tot mij. Het is het grijs in mij dat balkt. Ik draag de mantel der verbazing. Ik ben de terminale patiënt die zo sereen is dat hij zich zelf bijna doet smelten. Mijn liefste zei: ‘Je kunt ook te veel opgaan in je naderende dood. Als je er toch bent, kun je er maar beter gewoon zijn. Het schmieren met de eeuwigheden die ons omringen leidt uiteindelijk tot niks. Wees niet de gast die alleen maar bezig is met het uitpakken en weer inpakken van de koffers.’

De cocon en de dichter

De wereld van de dichters is een cocon. Alle dichters wonen in een cocon. Zij wonen samen met hun liefhebbers en lezers en fluisteren elkaar woorden toe die weerkaatsen tegen de wanden van de cocon. Het is stil in de kamer waar de metamorfoses plaatsvinden maar er is ook ongedurigheid. Bewonderend kijken de lezers toe hoe zich vleugels willen wurmen uit de woorden van de dichters. Maar de vleugels blijven zo vergaand opgevouwen dat ze huiden van rupsen lijken.

Zo zitten de dichters ongemakkelijk bij elkaar in hun cocon. Elke dichter heeft zijn eigen bewonderaars op schoot en draagt zijn werken voor met de welluidendheid van sneeuw die valt op bloembladeren. In de hoofden van de lezers malen de vertaalmachines, de interpretaties hechten zich aan grijze hersenstof en niets is wat het lijkt, alles is vermakelijk. Het is een spel waarin de wereld wordt ingesponnen in raadsels van zijde.

Buiten de cocon worden conferenties gehouden, doden begraven, liefdes bedreven, bommen gekneed. Buiten de cocon is de wereld ongezeglijk. Daar handelt men zwijgend zonder spiegels, is er de komende en gaande man, de komende en gaande vrouw. Is er het intacte raadsel, zo zuiver, zo aandoenlijk, zo onbenoemd.

Waar blijft de eerste vlinderende dichter?

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2025 Henry Sepers

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑

error: Content is protected !!