Ronald is nog tamelijk jong, ik schat ergens tussen de dertig en veertig, en is opgegroeid in Utrecht. Nu woont hij al tien jaar in Denmark, West Australia, een ‘town’ met een paar honderd inwoners aan de door een wulpse God gevormde zuidkust. Vijf minuten van zijn huis ligt Greenspool, een baai uit een toeristenfolder. De zee is van een blauw dat de mantel van Maria tot een kleurloos vod maakt. Een paar zwemmers bewegen tergend traag in de richting van een idyllisch eilandje, langs rotsblokken die als indolente zeekoeien in het water drijven. De zeebodem is een Engelse tuin, en op het blinkend witte zand exposeren bijna blote meisjes hun flamingoroze lijven.
‘Ik ga nooit meer terug naar Nederland,’ zegt Ronald. ‘Er dreigen daar aanslagen, er zijn files, er is stress. Ik leef hier in een paradijs. Ik vind het prima om overal ver vandaan te zijn. Ik heb genoeg aan de zee, de meisjes en de rotsen. En als ik het vertier van de stad wil, rij ik zo naar Albany.’ (Albany is een ‘city’ van maar liefst 25000 inwoners.)
We hebben veel mensen ontmoet die Australië zien als een toevluchtsoord. Een comfortabel eiland der gelukzaligen. De ‘outback’ van moeder aarde, waar je nog vrij bent en de ruimte hebt. Ze wonen soms honderden kilometers van een stad van enige omvang, in ‘splendid isolation’. De rest van de wereld is een pestkolonie en zij leven veilig buiten de hekken.
Natuurlijk moet je de boze wereld wel op afstand blijven houden. Wie de douane passeert, dient zijn schoenzolen te tonen. Als er opgedroogde modder op zit, spuit een beambte er een agressief chemisch goedje op waarin het rubber onmiddellijk oplost. In de aarde van vreemde landen zitten microben die de inheemse planten ziek kunnen maken.
Onbegrijpelijk zijn deze maatregelen niet helemaal. Australië heeft een unieke flora en fauna. In de laatste eeuwen zijn er exotische dieren ingevoerd als de vos, die grote schade aanrichtten. Er is een programma opgezet om die vreemde beesten te vernietigen. Overal in de bush liggen stukken vergiftigd gedroogd vlees voor ze klaar. En exotische mensen? Vluchtelingen die op gammele bootjes het paradijs proberen te bereiken worden zonder pardon weer de zee opgestuurd of, als ze onverhoopt toch het land hebben bereikt, geïnterneerd op een gevangeniseiland dat ver van de kust ligt.
Een probleem dat onoplosbaar lijkt, is de aanwezigheid van aboriginals. Zij zijn net zo inheems als de kangoeroe, de wombat en de opossum, dus je kunt ze niet wegsturen. Wel vormen ze nog altijd de onderlaag van de maatschappij. Hun alcoholisme en vetzucht zijn het stille protest tegen eeuwenlange onderdrukking door exoten (!) uit Engeland, Nederland en de rest van Europa. Ronald waarschuwde ons voor hen. In het stadje Carnarvon, had hij in de Denmark Post gelezen, hebben aboriginals een ouder echtpaar overvallen en ernstig toegetakeld.
In dit land lijkt men alles in de hand te willen houden en het is daarom vergeven van de waarschuwingsbordjes. Danger! Cliff Risk, Coast Risk, Poison Risk, River Risk. Als je zwemt kun je verdrinken. Wie op een rots klautert, kan er afvallen. Over los grint kun je uitglijden. De stroming van een rivier kan je meevoeren. Maar kruipt niet in elke Hof van Eden een slang rond? Is leven niet altijd een risicovolle aangelegenheid en is dat niet juist de ‘fun’ ervan? Zou het niet kunnen dat Adam en Eva hun tuin der lusten zijn ontvlucht omdat ze het er nogal saai begonnen te vinden?