Normaal gesproken vallen de boeken dagelijks als ongevraagde geschenken bij mij op de deurmat maar het kostte me gek genoeg de nodige moeite om De stiefvader te bemachtigen. Natuurlijk zond Lex het mij maar al te graag toe, nadat ik toegezegd had er hier iets over te komen zeggen, maar de postbode aan wie hij het boek toevertrouwde, bezorgde het niet, stak het wellicht in eigen zak om er zijn kinderen uit voor te lezen, en toen daarna de schrijver zelf het maar langs kwam brengen liet ik dat exemplaar voor ik het gelezen had prompt per ongeluk liggen bij een verre vriend. Was het eigenlijk erg dat ik het boek waarover ik iets moest zeggen niet een twee drie te zien kreeg. Oscar Wilde heeft ooit gezegd: “Ik lees nooit een boek dat ik moet recenseren; je laat je zo gauw beïnvloeden.” Hij vond dat recensies niet over boeken moesten gaan maar over de criticus zelf, wat hij van kunst vond, wat hij verwachtte et cetera. Nou, wat verwachtte ik er eigenlijk van. Ik was in het Noordfranse huisje geweest waar Henry aan het boek had zitten schrijven, maar dat zegt niet zoveel. Thomas Mann schreef zijn romans keurig aan zijn eigen bureau, Grete Weil schreef haar eerste boek op de trap van haar onderduikadres, Vestdijk schreef het liefst terwijl de stofzuiger aan stond. Op schrijfomstandigheden kun je geen staat maken. En wat verwachtte ik bij de titel ‘De stiefvader’? was de stiefvader de hoofdpersoon of het lijdend voorwerp in deze roman, was het een boze stiefvader, of juist, als pendant van de boze stiefmoeder, een lieve, empathische stiefvader? Of was het misschien eern symbolische stiefvader? Het enige houvast dat ik had waren vorige boeken van Sepers, op grond waarvan je een klassieke, misschien wel wellmade roman mocht verwachten, met een soort intrige. Maar ja, misschien had hij het dit keer wel over een heel andere boeg gegooid. Inmiddels was de schrijver zelf opnieuw bij mij langsgekomen om me dan eindelijk het scheepsrecht-exemplaar te overhandigen en ondanks de raad van Oscar Wilde heb ik het gelezen, maar ik ga u er zeker niet alles over te vertellen want dat mag tegenwoordig niet meer. Dan ben je bezig spoilers te verspreiden, en spoilers, dat is het grensoverschrijdende gedrag van de criticus. Onlangs nog kreeg ik een tik op mijn vingers van mijn boekenredactie omdat ik in een recensie verteld had dat er zijdelings in een verhaal een kat was doodgegaan. Mocht niet, ik moest mijn grote mond houden. Sommige mensen beschouwen de titel van een boek al als een spoiler. We leven in moeizame tijden. Gelukkig gaat het in de literatuur vooral om iets anders dan het verhaal, namelijk om vorm en stijl. Dus om te beginnen iets over de omvang en maten van dit boek, die is namelijk volmaakt, 230 bladzijden, mijns inziens de ideale lengte. Zoals een film anderhalf uur dient te duren, zo moet een roman plusminus 200 pagina’s lang zijn. Natuurlijk gaat het om wat er op die 200 pagina’s staat, maar het begin is toch de omvang en indeling. Tien hoofdstukken van elk zo’n twintig pagina’s, ook ideaal, niet van die kleine hoofdstukjes waar je doorheen bent voor het goed en wel tot je is doorgedrongen maar ook niet van die lappen tekst waar geen einde aan komt, zodat je het boek niet gewoon weg kunt leggen als je naar de wc moet of in slaap dreigt te vallen. Misschien vindt u dit alles triviaal, maar ik verzeker u, een boek is vóór je het gelezen hebt ook iets waar je doorheen moet zien te komen. Toeval of niet, terwijl ik De stiefvader las, dat gaat, ik verklap het toch maar even, over de laatste dagen tussen het slechtnieuwsgesprek en het zelfgekozen einde van een leraar Nederlands, hoorde ik op de radio iets over een ander boek dat ook een dezer dagen verscheen, getiteld ‘Leven toevoegen aan de dagen’, over de palliatieve zorg, een verslag van een longarts van het slechtnieuwsgesprek tot aan de dood van de patient of moeten we tegenwoordig zeggen ‘de tot patient gemaakté’, precies de levensfase dus waarin De stiefvader zich afspeelt. Maar wees gerust, De stiefvader is geen palliatieve roman, geen boek dat je vredig in slaap sust, verre van dat, er gebeurt van alles en nog wat in. Met name in de gedachten van de hoofdpersoon, maar ook daarbuiten, waar een heel legertje journalisten en sterfbedtoeristen staat te wachten op de dingen die komen gaan. Waar die belangstelling van pers en media vandaan komt zoekt u zelf maar uit, maar het maakt dit sterfgeval tot een publieke aangelegenheid. Ik proef daar iets in van onze tijd: alles is openbaar, we moeten alles precies weten, privacy begint langzaamaan een onbekend en zeldzaam goedje te worden. Er zit ook, spoiler alert!, zeker een metoo-achtig kantje aan De stiefvader, verklap ik u, er zijn dingen gebeurd of misschien niet eens echt gebeurd maar wel vermoed die niet deugen, zoals ze vroeger almaar gebeurden zonder dat er een haan naar kraaide maar die tegenwoordig onder een vergrootglas worden gelegd. Actueel dus. Maar De stiefvader is toch voornamelijk een boek dat zich in het nu weer heldere dan weer ietwat verduisterende brein van Rover van Slooten afspeelt. Henry verklapte mij dat dit de eerste ik-roman is die hij schreef en bij ik-romans is het altijd de vraag hoe betrouwbaar de spreker is. Klopt het wel wat hij zegt en zich herinnert, maakt hij het niet te mooi, of lijdt hij niet ten onrechte onder verzinsels van anderen. Ik herinner me dat ik het eens met de schrijver Jan Pieter Guépin over de dood had en dat die mij vertelde dat voor hem het ergste niet de dood zelf was maar de gedachte dat andere mensen daarna onwaarheden over je konden gaan rondbazuinen. Leven is in hoge mate ook regie houden en dat is ook wat Rover van Slooten probeert te doen. Er is ook een ‘je’ in dit boek aan wie de hoofdpersoon zijn levensverhaal vertelt maar wie dat is, daar kom je niet goed achter, in elk geval kun je menen dat het de lezer is die wordt bijgelicht over het leven van Rover van Slooten zoals hij zich dat zelf wijsmaakt. Ergens raakte deze roman bij mij aan de schemergebieden van het bewustzijn, er zit bij tijd en wijle iets solipsistisch in, ik herkende vaag, als rondfladderende geesten, de gedachte dat het leven en alles wat daarin gebeurt, maar een film is, voor jou afgespeeld. Zeker is dit geen filosofische of conceptuele roman, daarvoor is het allemaal te levendig, zeker voor een stervende, maar het mooie is juist dat je op de achtergrond, onuitgesproken maar toch voelbaar, een paar fundamentele vragen rond de menselijke existentie proeft. Dit is een roman waarin de hoofdpersoon greep op zijn leven probeert te houden door er vorm aan te geven. Ik lees een cruciale passage voor, op pagina 164 van De stiefvader waarin de hoofdpersoon zich afvraagt waar hij eigenlijk mee bezig is: ‘Misschien ben ik mijn leven inderdaad aan het ‘romantiseren’. Maar wat dan nog? Word ik er beter van als ik het niet doe. Wellicht geeft het me troost om er een kloppend verhaal van te maken, met een kop en een staart, een spannende íntrige’, een personage dat ‘naar iets streeft’. Soms kun je beter in een illusie leven, dan de waarheid recht in het gezicht kijken. Geloof in het hiernamaals, de laatste sacramenten, de mierzoete laatste gesprekken met geliefden, je hebt zulke zinsbegoochelingen nodig om jezelf in de eeuwige slaap te sussen.’ Zo eenvoudig is het, wij hebben onze verbeelding nodig, niet alleen om te leven maar ook om te sterven. Dat is geloof ik de ultieme boodschap die ikzelf uit De stiefvader heb meegekregen. Alberto Manguel, essayist en criticus en de man die de blinde Borges voorlas, schreef ooit ‘We lezen wat we willen lezen, niet wat de auteur heeft geschreven’. Ik weet niet of ik het per se wilde maar ik herkende van alles in Henry’s Stiefvader, want de hoofdpersoon heeft, overigens net als de schrijver, wel wat van mij weg, zelfde leeftijd, ook neerlandicus. Ik herkende zijn verlangen om sociaal te stijgen, intellectueel te worden, de onbeheersbare gewoonte om na te denken over de indruk die je op anderen maakt, de neiging om te provoceren en je zo nu en dan onaangenaam te gedragen om te zien wat er gebeurt, dat alles opgeschreven met een gouden pennetje, zoals dat heet want uiteindelijk zijn het de vorm en de stijl waar het in De stiefvader om draait en niet het verhaal, het gaat er in de letteren niet om dat je iets kunt vertellen, maar dat je het goed en raak weet op te schrijven en dat weet Sepers als de beste. En luister toch maar niet naar Oscar Wilde, maar lees dit boek om er een oordeel over te vormen, al is dat dan ook een subjectief oordeel of zelfs een vooroordeel. Het is het meer dan waard.