Al bijna twee weken lang werk ik als een monnik aan mijn tweede dichtbundel. ’s Ochtends zit ik met mijn laptop op het terras voor het huisje in Arfeuille, een gehucht in La Creuse, Limousin. Het buurtschap is op geen enkele kaart te vinden. De natuurstenen huizen zien eruit alsof ze eeuwen oud zijn. Ik kijk uit op beboste heuvels en weilanden met koffiekleurige koeien.
In dit landschap bewogen zich de eerste troubadours met hun jongleurs. Allereerst Guilhem IX, over wie in zijn vida gezegd wordt: ‘Hij trok lang rond om dames te misleiden.’ Zijn Companho, tant ai agutz d’avols conres is een lied gericht tegen ‘kutwachters’. En verder Bernart de Ventadorn, die het dichten leerde van zijn meester, Eble II de Zanger. Tegelijkertijd deinsde hij er niet voor terug het bed te delen met diens vrouw. Zo platonisch was de fin’amor niet, hier in Limousin.
In het nabijgelegen Aubusson was ooit een levendige tapijtindustrie, waar men wandkleden vervaardigde voor abdijen en paleizen. In La Rochette, een onooglijk dorpje iets verderop, hangt op de toegangspoort van een villa een bord met de namen van mannen die ter plaatse zijn gearresteerd door de Gestapo. Over de heuvels in de omgeving trokken in het verleden duizenden pelgrims naar Santiago de Compostela. Nu is La Creuse een ontvolkte streek.
Ja, een paar honderd meter verderop wonen nog Jean en Jeanette. Jean draagt dag in dag uit een groene overall, alsof hij zich wil wegcijferen tegenover het landschap. Hij schijnt vroeger leraar Duits te zijn geweest. Nu raakt hij steeds meer in zich zelf gekeerd. De stilte krijgt hem nog eens helemaal te pakken.
En er is de boer. Op zijn hoofd een pet met klep. Meestal kijkt hij naar de grond, het landschap kan hem allang niet meer boeien. Als ik op het terras zit te werken, loopt hij meerdere keren zijn weiland in, om telkens na tien minuten terug te keren. Wat doet hij daar toch steeds? Repareert hij een hek? Spreekt hij zijn vee bemoedigend toe? Zijn gezicht is jong, maar dit is een omgeving voor oude mensen. Hij weet dat, daarom is zijn houding gebogen, zijn gang traag.
Gebeurt hier echt nooit meer iets? Toch wel. In het grootste huis van het dorp is een paar jaar geleden iemand vermoord. Dat moet toch wat rumoer hebben gegeven. Al kan het ook zijn dat de natuur en de mensen er juist stiller van zijn geworden, nog meer introvert.
En op het erf van Jean en Jeanette lopen tientallen katten rond. Hun huis is een poezenasiel. Het echtpaar heeft er de krant nog mee gehaald. Hun onbaatzuchtige houding bracht zelfs dierenvriend Brigitte Bardot in beweging. Zij zond een limousine naar Arfeuille met honderden blikken kattenvoer. In de schuur staat een voorraad voor jaren.
De jongeren zijn naar de stad getrokken, waar het leven zich concentreert. Als op het platteland de tijd zich nu eens zou samentrekken, zoals in de stad de ruimte. Wat zou het hier dan een drukte van belang worden! Met op de weggetjes een lange stoet van troubadours, gekromde boeren, jongleurs, tapissiers, pelgrims, BB’s, verzetshelden, Jeans en Jeanettes met hun menagerie.
Maar de tijd verloopt, hij dikt niet in. En misschien vanwege hun verbijstering over het zinloos verglijden van al die uren maanden jaren, hebben de mensen in Arfeuille hun leven teruggebracht tot een heuvel, een weide, de conversatie van een half woord.