Schrijvers zijn conservatief. Vooral als ze de veertig gepasseerd zijn. Wat knorrigheid betreft zijn het net oude ooms. De onverlaat die de kroontjespen uitvond (je hoeft nu nooit meer een gans kaal te plukken!), werd uitgemaakt voor cultuurbarbaar. De ballpoint: leuk voor het plebs en het journaille, maar de echte dichter wil zijn pen horen krassen. Als een kraai gaat de schrijver te keer tegen het ochtendgloren.
De schrijfmachines kwamen. Nu waren het vulpen-adepten die vol verachting toezagen hoe talentloze collega’s het gedachtetransport overlieten aan kleine hamertjes. Er was geen fysiek contact meer met het papier! Zonder vloeiende beweging geen vloeiende gedachten! In het tijdperk van de pc zijn er auteurs die op hun beurt zweren bij de typemachine. Hermans verzamelde ze. Siebelink bleef zijn manuscripten uittikken op een oude rammelkast: digitaliseren deden ze maar op de uitgeverij. Mulisch ging pas tijdens het schrijven van De ontdekking van de hemel (een heel dik boek dat tegelijkertijd in het Duits vertaald moest worden!) overstag.
Als je in een verzonnen wereld leeft, dient de werkelijkheid zich even koest te houden. Niets mag veranderen. Het object van bezinning moet stil blijven zitten. Als het model voor de schilder.
En dan is er de melancholie. Zonder weemoed geen literatuur. Niets blijft, alles is zo voorbij. We zijn een kruimel op de rok van het universum. Rituelen moeten de angst voor het onbekende bezweren. De volgende metamorfose is alweer onderweg. Daarom drentelen we door ons huis, zweren bij een bepaald soort inkt, kunnen pas schrijven als we eerst langs de kade hebben gewandeld om onze hoed af te nemen voor steeds dezelfde passant. De man met de hamer na wie nooit meer iets verandert.
Schrijvers zijn conservatief. En tegelijkertijd weten ze dat hun strijd zinloos is. Gefascineerd kijken ze toe hoe werelden komen en gaan, en genieten van hun korte momenten van verzet daartegen. Ik heb nu een website en een weblog. Nog even en ik ben helemaal bij. Maar ik zal altijd achteraan de optocht blijven lopen. Om op te rapen wat de tijd aan kostbaars liet liggen.