Kep, Cambodja

Veertien dagen ben ik in Kep om te schrijven. 
Mijn ochtend begint met een wandeling langs zee.
De vissersboten liggen aangemeerd aan de pier.
Vrouwen met hoeden die aan zuidwesters doen denken
maar dan kleurrijker, veel kleurrijker 
staan met hun scooters en manden klaar voor de vis.
Mannen boeten netten. Mannen lopen tot hun middel in zee.
Mannen meren hun boten aan. De mannen zijn opmerkelijk stil.
De vrouwen stoten scherpe klanken uit, dat is hun taal.
De meisjes van de koffietent vegen het terras aan.
Uit de luidsprekers klinkt muziek uit de jaren zeventig.
Ik knik naar het meisje bij wie ik later koffie zal drinken.
Ze lacht naar me want ze is aan me gewend.
Na een paar honderd meter passeer ik een massagesalon.
Ik heb nog nooit gezien dat er iemand werd gemasseerd.
De masseuse zit wel elke ochtend, en middag, en avond te wachten
op klanten.

Als ik terug ben, neem ik plaats achter een bureau.
Airco aan, fles water bij de hand.
Ik ga aan het werk en vraag me af of de drukkende atmosfeer
van invloed zal zijn op mijn verhaal. Ik denk van wel.
Soms zijn de wolken zo zwaar dat ik moet gaan liggen.
Ik begeef me in mijn verhaal en kom de moeder tegen,
de Vrouw, de zusters, de vader. Ze leven in mijn hoofd
en praten tegen me. Van de tropen weten ze niets.
Ze leven in een gematigd klimaat met gematigde gevoelens
maar als ik hier lang ben, weet ik niet of dat zo blijft.

Na een uur of twee ga ik koffiedrinken. Er zitten drie meisjes
op mij te wachten. De ene neemt mijn bestelling op,
de andere maakt mijn koffie, de derde brengt de koffie.
De ene is het Aziatische zusje van Georgina Verbaan. 
Ze lacht als een meisje met een beugel maar
ze heeft geen beugel.

Ik schrijf verder. Mijn jeugd staat in de kamer,
maar ik wil mijn jeugd niet zo concreet, ik vervorm haar,
ik bewerk haar, ik schud mijn herinneringen door elkaar
en meng ze met verzinsels, oneindig veel verzinsels.
Een onversneden jeugd is niet te zuipen.
Mijn moeder wandelt door de kamer
maar ze is mij moeder niet. Ik heb haar gemaakt al denkt zij
dat het andersom is. Ik regisseer de wereld in de kleine ruimte.
Ik dans met de personages. Soms is het een dance macabre.

Ik lunch in restaurant Kimley. Spaghetti met krab. 
De bediening draagt mondkapjes. In zee slaat een jongen 
de golven stuk om de vissen te lokken. Buiten wachten
de tuktuk-rijders. Kimley is het enige restaurant met klanten.
Er zijn hier wel tien restaurants op een rij.
Overal is personeel, alleen in Kimley zijn er klanten.
Buiten wachten de tuktuk-rijders eindeloos.
Ze kijken op hun mobieltje. Er beweegt in hun leven
niets behalve op hun mobieltje. 

Er gebeurt hier veel dat is omringd door stilte.
De verkopers, de vissers, de scooterrijders, de boten,
ze schuiven door het decor en breken haast nooit de stilte.
Ze vormen een cadans in mijn hoofd, een eindeloze cadans,
en als ik schrijf laat ik mij wiegen op hun bewegen.