Column uitgesproken op een bijeenkomst op 31 januari 2013 in Spui 25 ter gelegenheid van de afsluiting van de Fenixreeks van uitgeverij Athenaeum, Polak en Van Gennep. Zie hier voor een aankondiging . 

Toen ik zelf op de middelbare school zat, las ik in Lodewick, mijn literatuurboek, een bekend gedicht van P.C. Boutens. Ik was zo’n levensmoeë puber en vond het mooi en diepzinnig. Als beginnende leraar droeg ik het later voor in een klas vol jongens en meisjes, die in ieder geval hormonaal begaafd bleken. ‘Goede dood wiens zuiver pijpen…’ begon ik enthousiast. Hilariteit. Het hielp niet toen ik uitlegde dat pijpen hier gewoon ‘op de fluit spelen’ betekent. Ook met een verhandeling over het Engelse woord voor doedelzak (piper) wist ik mij er niet uit te redden.

Ja, de valstrikken van de taal. Zelfs van namen verschuiven de betekenissen. P.C. Hooft is een straat geworden, Vondel een park, Ferdinand Bol is al jaren opgebroken vanwege de Zuidlijn. Tijdens een quiz over de Renaissance kreeg ik te horen dat de Mona Lisa is geschilderd door Leonardo di Caprio. Half goed! zei ik.

Zelfs bij collega’s gaat het soms ernstig mis. Op het prikbord van de docentenkamer hing een paar jaar geleden een geboortekaartje. De trotse ouders kondigden, met dank aan Giphart, de komst aan van hun dochter Phileine. Nomen est omen. Ergens op een basisschool in Nederland loopt nu een heel gemene peuter rond.

Niet alleen griezelverhalen uit de negentiende eeuw of Arthurverhalen uit de Middeleeuwen vragen om een hertaling. Zodra je een bepaalde leeftijd hebt, merk je dat lang niet alles wat je zegt nog zomaar door de jeugd begrepen wordt. Ik heb weleens overwogen om mijzelf in de klas te laten boventitelen, als bij de opera. ‘Gaan jullie maar wat voor jezelf doen’ wordt dan ‘effe lekker chillen’. En ‘Hou eens even je gemak, ongedurig knaapje’ : ‘Relax man, relax!’

De taal is een kameleon. Ze neemt de kleur aan van de wereld en de tijd waarin ze wordt gebruikt. Als we willen dat stemmen van vroeger nog gehoord worden, dan zullen we die stemmen verstaanbaar moeten maken voor de mensen van nu. Als dat gebeurt, dan zien jonge mensen wat hen bindt met ridders die op zoek zijn naar hun ideaal, met Reinaert en zijn straatterreur, ja zelfs met de dichter Vondel als hij net als Thomése, Van der Heijden of Enquist spreekt over zijn verdriet om de dood van zijn kind.

Maar laten we niet alles nieuw willen maken. Het liefst heb ik tweetalige uitgaven, want er zijn zoveel mooie oude woorden. Als ik met mijn klas Mariken van Nimwegen lees, en ik kom bij de scène waarin de tante, de Moeye, de radeloze Mariken de toegang tot haar huis weigert en haar nichtje uitscheldt voor ‘verhide teve’ en ‘dobbel velleken’, dan begrijpt elke zestienjarige wat daarmee bedoeld wordt.