schrijver en dichter

Auteur: henrysepers.nl (Pagina 3 van 21)

Over Gedichten met een Mazda 626 van Jonathan Griffioen

De autist en de cannabisventer

Jonathan Griffioen sluit Gedichten met een Mazda 626 af met een ‘nawoord’. Daarin geeft hij zelf de beste samenvatting van zijn tweede bundel.

Ik heb een klein heelal, dat ik vernoem naar de rode mazda 626 uit 1990,
naar helen keller en naar jimmy, er zit nog veel omheen maar daar
kom ik niet vaak
[…]
pas als ik mij buiten de mazda beweeg, ken ik beperkingen
pas als ik beweeg zonder de mazda
ken ik beperkingen ben ik het lijf van een dertiger
zit ik vol socialevaardigheidstraining
en creationisten aan het roer van de lomschool

De bundel is geen traditionele verzameling van losse, min of meer samenhangende gedichten. Je kunt beter spreken van een kunstproject, zoals we dat vaak in de hedendaagse beeldende kunst tegenkomen: de kunstenaar neemt een thema en creëert installaties waarin dat op associatieve wijze en vanuit verschillende invalshoeken wordt belicht. Denk aan het werk van Mike Kelley, van wie een aantal jaren geleden een overzichtstentoonstelling te zien was in het Stedelijk Museum. Lees hier verder>>>

Over Zus van Jan Lauwereyns

Een minuscuul gedichtje

Wie Zus van Jan Lauwereyns openslaat, ziet aan de inhoudsopgave meteen dat de compositie van de bundel de anatomie van het hart volgt. Dat roept verwachtingen op, want het cliché wil dat dit orgaan staat voor ‘gevoel’. De wetenschappelijke benamingen (zoals laterale linkertak, wortel van de aorta) van de negen cycli wijzen echter in een andere, meer prozaïsche richting. Bij deze dichter is het hart slechts een pomp, een machine, ontdaan van symboliek. Zus is een hart van papier: er wordt geen bloed maar taal in rondgepompt. Zoals bloed de hersenen met zuurstof voedt en daarna weer terugkeert in het hart, keren in de bundel zinnen en woorden terug in andere verzen, nadat ze een beeld in het hoofd van de lezer hebben achtergelaten. Zus krijgt daardoor iets mechanisch, alsof de poëzie niet is voortgekomen uit de geest van de dichter, maar volgens een algoritme is gegenereerd door een computerprogramma.

Lees hier verder>>

 

Optreden in Engelbewaarder

Op zondag 8 juli 2018 treed ik (samen met anderen) op in literair café De Engelbewaarder te Amsterdam. Aanvang 16.00.

 

Het kan haast niet anders dan dat a.s. zondag iedereen aan het vervellen is en waar kun je dat beter doen dat in de…

Geplaatst door Dave Bouw op Woensdag 4 juli 2018

Presentatie De man met het mes

Op zaterdag 23 juni om 14.00 is in de aula van het Vossius Gymnasium te Amsterdam De man met het mes gepresenteerd, een verhalenbundel geschreven door de leerlingen van klas 4A. De jonge auteurs lazen voor uit eigen werk, signeerden hun boek, Daan Heerma Van Voss nam het eerste exemplaar in ontvangst.

Uit het voorwoord:
‘Het is heus niet gemakkelijk om over jezelf te schrijven als je vijftien of zestien jaar oud bent. Want wat is dat, ‘jezelf’? En is dat ‘ik’ van je niet eerder een proces dan een constante, vooral als je nog zo jong bent en je elke dag heen en weer wordt geslingerd tussen degene die je gisteren was, vandaag bent, en morgen nog moet worden? Misschien dat verzonnen verhalen kunnen helpen om toch iets te zeggen over dat wonderbaarlijke, veranderlijke ‘ik’ van je. Ze geven je de kans om je te verstoppen achter een bedacht personage, schenken je vrijheid, maar schermen ook af wat te kwetsbaar is en niet bestemd voor vreemde ogen.

De opdracht die de leerlingen van klas 4A kregen, was: schrijf drie verhalen waarin je uitgaat van een ware gebeurtenis uit je eigen leven, en leng dat aan met fictie. Het eerste verhaal moest zich afspelen in het verleden, het tweede in het heden en het derde in de toekomst. Het beste van de drie verhalen zou uiteindelijk in dit boekje terecht komen. Een maand of drie hebben we aan dit project gewerkt. Sommige leerlingen begonnen meteen te typen, andere hadden een paar lesuren nodig om op gang te komen. Maar uiteindelijk is iedereen tot iets gekomen. De een bracht de fictie aan als een dun laagje vernis, de ander ging radicaler te werk en zorgde ervoor dat er van de oorspronkelijke autobiografische aanleiding niet veel meer is terug te vinden. Toch geven alle verhalen iets prijs van hun auteur, of hij nu fantaseert over zijn naderende presidentschap van Venezuela, of zij doodeerlijk beschrijft wat ze voelt als ze voor de spiegel staat. De een filosofeert over de vraag ‘wat geluk is’, de ander beschrijft een achtervolging in een dakgoot, een volgende heeft het over pesten, een val met een parachute, de dood van een moeder. De verhalen zijn divers, maar altijd interessant.
‘Ik lieg de waarheid,’ zei Harry Mulisch al. En voor iedereen die het wil zien: in al deze min of meer verzonnen verhalen zit heel wat ‘waarheid’ verstopt.

Ik ben heel trots op de leerlingen van klas 4A en hoop dat hún boek een succes wordt.

Henry Sepers
mentor en leraar Nederlands’

Brief aan Jan van Mersbergen

Beste Jan van Mersbergen,

Dat is een stevig stuk dat je over mij en mijn nieuwe roman hebt geschreven als reactie op mijn artikel op Tzum. Ik moet toegeven dat het me heeft geraakt. Niet omdat ik vind dat je gelijk hebt, maar omdat er zoveel agressie uit spreekt. Vanwaar die boosheid? We kennen elkaar niet persoonlijk, hebben elkaar nooit ontmoet. Wil je je eigen positie benadrukken, als auteur die meer succes heeft dan ik? Of heb je nobeler motieven: moet de literatuur gezuiverd worden van ‘dit soort schrijvers’, mensen als ik die het wagen een roman te publiceren buiten de erkende uitgeverij om? Natuurlijk is het mooi dat je de kwaliteit wilt bewaken, maar wees dan wel eerlijk.

Je begint te zeggen dat ik ‘ooit (ben) uitgegeven door De Arbeiderspers, een paar romans’. Dat klinkt denigrerend, en dat is eigenlijk de toon van je hele stuk. In werkelijkheid zijn er in de twintig jaar dat ik bij AP publiceerde, vijf romans en twee dichtbundels verschenen. Een teken dat de uitgeverij in me geloofde. Ik heb in die jaren met uitstekende redacteuren samengewerkt en natuurlijk stond ik open voor kritiek.

Je bent ook gaan googelen om een stokoude koe uit de sloot te halen. Een als recensie vermomde advertentie in Vrij Nederland van 1997. Dit was op het randje, dat is waar. Het idee kwam alleen niet van mij, maar van mijn uitgever. Die was gefrustreerd vanwege het gebrek aan aandacht voor mijn roman Bedachte stad. Misschien had ik hem tegen moeten houden, maar ik was, ik geef het toe, vooral blij met zijn steun en zijn geloof in de kwaliteit van mijn werk.
Dan word je echt vals. Je knoopt citaten uit mijn Tzum-artikel aan elkaar op een manier waardoor een raar beeld  ontstaat en haalt me ook nog eens verkeerd aan. Niet mijn uitgever heeft gezegd dat hij alleen nog in zee ging met debutanten en Bekende Nederlanders, maar een literair agent. Dat is wat er staat. De uitgever parafraseer ik dan juist weer wel in de zin: ‘Het boek was goed, echt waar, maar de afdeling Verkoop zag er geen heil in,’ terwijl jij net doet of ik dat zelf zeg. Met dat citaat ga je vervolgens aan de haal, je maakt er meteen maar een running gag van. Grappig, maar je verdraait wel mijn woorden. Want geloof me, ik vind net als jij dat anderen moeten uitmaken of een werk geslaagd is of niet.
Je laatdunkende toon bereikt een hoogtepunt met polemische pareltjes als ‘dozen in de gang’ en ‘Geraniumsteeg’. Vooral met dat laatste wil je me kleineren en onder de gordel raken. Eigenlijk ga je nogal respectloos met me om.

Gelukkig neem je wel de moeite om mijn website te bezoeken, waar een fragment uit De aanwezigheid van Lara op staat. Maar meteen bij het eerste zinnetje ga je los. ‘Yves is al een eeuwigheid met Yvette.’ In jouw taal kun je blijkbaar een relatie niet zo aanduiden (x is met y). Nu woon ik in Amsterdam-Oost en misschien spreken we daar een ander dialect, maar hier is het uitstekend Nederlands. En dan dat ‘eeuwigheid’, dat mag ook niet. Het moet concreter. Twintig, dertig, vijftig jaar. Weet je dan niet dat ‘een eeuwigheid’ in het Nederlands de bijklank van verveling heeft? Zou het niet kunnen dat ik het woord om die reden gebruik?
Zo gaat het nog een tijdje door. Ik mag niet schrijven dat iemand een kat neemt. Dat moet ‘koopt’ zijn. Waarom? Omdat het zinnetje anders bij jou associaties met bestialiteit oproept? Ik geef les op een middelbare school en daar kijk ik altijd een beetje uit met het woord naaien. In een brugklas leidt dat al gauw tot gegniffel. Blijkbaar beschik jij nog steeds over de kinderlijke gave om dit soort dubbelzinnigheden onmiddellijk te detecteren.
En tja, dat je mijn personage met ‘die pipo’ aanduidt: je krijgt er beslist de lachers mee op je hand.

Serieuzer is je kritiek dat mijn proza te springerig, te weinig ingekleurd is. Zou het niet kunnen dat ik dit expres doe? Het fragment komt ergens uit het midden van het boek en betreft een fantasie van de hoofdpersoon. Hij projecteert zijn eigen obsessies op de bewoners van een klein Frans dorp en doet dat inderdaad met korte verhalen, geschreven in een met-grote-stappen-gauw-thuisstijl. Het zijn sprookjes. Concentraten van levensverhalen. Dat heeft een functie in deze roman. Jij kon dat niet weten, maar misschien moet je een boek ook niet afkraken op grond van slechts één fragment.

Ik wil je daarom uitnodigen om de hele roman te lezen. Doe dat dan wel op een onbevangen manier, niet met de vooringenomenheid waarmee je die paar bladzijden te lijf ging. Je kunt een gratis exemplaar bij me komen ophalen, daar doe ik niet moeilijk over.

Met hartelijke groet,

Henry Sepers

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2024 Henry Sepers

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑

error: Content is protected !!