20150528_190051_resized_2

Lees, beluister, bekijk vast enkele gedichten uit Je zadelt een vlinder.


 

 

Je zit verlegen om beelden en loopt het weggetje af.
Halverwege sta je stil en laat je blik de grazige heuvel
afdalen. Je denkt: als er eens een metafoor was
die de werkelijkheid zou kunnen uitzuigen
als een vrucht, alleen wat velletjes blijven over.

Eenmaal in het dal aangekomen, zie je een huis zonder dak.
Slechts de spanten zijn aanwezig, het gebouw is
klaar voor beschutting, maar schenkt haar niet.
Het is een plek om alles toe te laten, vogels en insecten
vliegen af en aan. Zaden van bomen zoeken zachte
plekjes in de vloer om te gedijen. De lucht
laat zich vrij naar binnen vallen en frist de wanden op.

De mens is afwezig, maar goden komen hier graag
want vanuit deze kamers keren zij zonder moeite
terug in hun alomtegenwoordigheid.

‘Je zit verlegen om beelden’ is eerder gepubliceerd in Het Liegend Konijn (2014/2)


 

 

Het terras is de beste plek. Net over de drempel
met in je rug de holte van de huiskamer.
Insecten zoemen om je hoofd en kruipen over
de werktafel. Darren torren mieren. Een naaktslak
ligt te verdrogen in de zon, een dode salamander
stempelt zich in steen.

Het zal je nooit lukken
om de blik te vangen van de vogel
die op de boomtak vlak voor je zit.

Berusting wil je naar binnen trekken
in de leren stoel
je voeten op het bankje.
Maar waarheen gaat je eigen blik
als die de hemel in schiet
achter de vogel aan die opvliegt?

Waar zal je blik belanden,
reizend op de schouders van het licht?

 


 

Je bent je eigen roofdier, sluipt
jezelf binnen en treft een innerlijke prooi

je slaat een klauw uit en er is geen deinzen
maar de kalme nadering van het zelf

zoveel van mij is in je gesleten
buiten dorren de bomen

je draagt bossen in je
rivieren in je
giftige kruiden in je

buiten sterft het kind.

 

‘Je bent je eigen roofdier’ is eerder (in een  andere vorm) gepubliceerd in Het Liegend Konijn  (2014/2).

Bekijk ook de video bij dit gedicht: