Gisteren was er Open Dag op het gymnasium waar ik werk. Die wordt georganiseerd om leerlingen van groep acht en hun ouders kennis te laten maken met de school. Dan kunnen ze straks bewust een keuze maken.
Het gymnasium heeft een grote aantrekkingskracht op bollebozen. Ik sta in een lokaal Nederlands, knik vriendelijk naar iedere bezoeker en voel me een autoverkoper. Er komt een jongetje van een jaar of elf naast me staan. Hij kijkt me indringend aan zonder iets te zeggen. Na een tijdje maakt hij toch geluid.
‘Dag,’ zegt hij, zeer nadrukkelijk.
‘Dag,’ zeg ik terug.
We zwijgen weer. Het jongetje blijft me vastberaden aankijken.
‘Wil je misschien iets vragen,’ probeer ik.
‘Nee,’ zegt hij. ‘Ik begin met elke leraar een gesprekje.’
Ik bekijk hem eens wat beter. Hij is blond, heeft een slag in zijn haar zoals je die ziet op films over studenten in de jaren vijftig, en bolle wangen. Zijn ogen priemen. Je kunt zien dat hij overal zo zijn eigen ideeën over heeft en dat hij de medemens, en dan vooral de leraren, beschouwt als interessante objecten.
‘O,’ antwoord ik, ‘en je vraagt dan zeker niks omdat je ons uit wilt testen. Om te kijken wat voor vlees je in de kuip hebt.’
‘U heeft mij door.’
Elk woord spreekt hij nadrukkelijk uit. Dan doet hij zijn mond weer op slot. Ik speel het spel mee en zwijg ook. Intussen probeer ik net zo interessant te kijken als hij. Na een halve minuut besluit hij de conversatie voort te zetten .
‘Die foto van het jaar vind ik erg interessant.’
‘Welke foto van het jaar?’
Hij wijst.
Er liggen tijdschriften op een tafel, om de ouders te laten zien dat wij onze leerlingen laten oefenen met actuele teksten.
‘Die van Maxima. Ze zat toen in die open bus. Bij die aanslag.’
We lopen naar de foto toe. Hij vormt de cover van een nummer van HP/De Tijd. Maxima en Alexander staan met hun hand voor de mond en zien hoe Karst T. zich tegen het monument te pletter rijdt.
‘Wat vind je zo bijzonder aan die foto?’ vraag ik
‘Maxima glimlacht niet. Anders glimlacht ze altijd. Zo zie je haar eens van een andere kant. Dat vind ik boeiend.’
‘O ja?’
‘Ik weet ook al hoe ik later rijk ga worden.’
‘En?’
‘Ik trouw één van de prinsesjes, niet de kroonprinses maar één van die andere.’
‘Ah,’ zeg ik. ‘Ja, dat is natuurlijk een manier. Maar waarom niet de kroonprinses?’
‘Teveel verplichtingen. Ik ga overigens niet aan belastingvlucht doen hoor, en ik koop ook geen villa’s in Afrika.’
‘Gelukkig maar.’
‘Geeft u woensdag een proefles?’
‘Ja zeker.’
‘Dan kom ik bij u in de proefles.’
‘Nou, misschien tot woensdag dan.’
‘Niet misschien,’ zegt hij. ‘Zeker.’
Ik heb hem niet meer gezien.